door André Goeminne
Van de oorspronkelijke patroonheilige van de Sint-Pietersparochie in Olsene is in de huidige kerk niet veel meer te merken, op één beeld of schrijn na. Het stelt Sint Pieter voor met de sleutel van de hemel en het staat op een sokkel vooraan in het linker zijkoor.
Prominent aanwezig daarentegen is het grote koperen kruis, rechts vooraan, net voor het rechter zijkoor waarin het altaar beschilderd is met allerlei attributen die herinneren aan de kruisdood van Christus. Dit altaar, geschonken door de familie Piers de Raveschoot, kwam er ter vervanging van een analoog wit stenen altaar uit de rechter zijbeuk van de oude kerk aan de Leie. Dat laatste werd in het begin van de 17de eeuw geplaatst door toedoen van Filip Lanchals, als herinnering aan zijn voorouderlijke familie Quevin.
Ook de meikermis van Olsene vindt haar oorsprong in het feest van de ‘Heilig Kruisvinding’ dat eertijds op 3 mei gevierd werd. De verering van het H. Kruis werd in 1501 in de Sint-Pietersparochie van Olsene geïntroduceerd door
Joos Quevin, een van oorsprong Gentse patriciër. Hij had rechten gestudeerd aan de universiteiten van Leuven (de Nederlanden), Parijs (Frankrijk), Dole (Bourgondië) en Pavia (Italië) en was, net als zijn vader Jan, buitengewoon raadgever geweest voor de hertog van Bourgondië. Daardoor was hij in 1489 in staat geweest twee allodia te Olsene aan te kopen, enerzijds “Teygendomme” en anderzijds het”Vrij Eigendom” en werd aldus ‘heerscepe in de prochie Olsene’, m.a.w. heerschap of heer van de dorpsheerlijkheid Olsene. Daarna liet hij op het ‘hof ter Walle’ het eerste kasteel van Olsene optrekken.
In 1495 stelde hij de heerlijkheid Olsene onder de bescherming van de H. Antonius. Nadien kocht hij ook een
relikwie van het H. Kruis aan en liet deze verwerken in een prachtig zilveren reliekkruis. Dit reliekkruis en een beeld van de Heilige Maagd Maria bracht hij onder in de kerk van Olsene. Toen hij in november 1501 te Rome verbleef als gezant van de hertog van Bourgondië, kon hij van paus Alexander VI bovendien bekomen om een confrérie of broederschap van het Heilig Kruis te Olsene op te richten. Het jaar daarop, op 3 mei 1502, heeft deze confrérie dan ook de eerste feestelijke sacramentsprocessie ter ere van de H. Kruisvinding te Olsene ingericht. Deze processie en kerkelijke feestdag liggen aan de oorsprong van de meikermis te Olsene. In 2018 bestaat die kermis aldus 516 jaar!
De dochter van Joos Quevin, Joosyne, gehuwd met Pieter (II) Lanchals (†1547), zou later, als weduwe, en mede in naam van haar vader Joos, een fundatie voor de kerk van Olsene stichten. De tekst van deze fundatie werd in steen gekapt en ingemetseld in de muur naast het altaar in de H. Kruiskapel van de toenmalige kerk van Olsene aan de Leie. F. De Potter en J. Broeckaert hebben de tekst op die fundatiesteen in die oude kerk aan de Leie afgeschreven ergens tijdens de tweede helft van de 18de eeuw. In hun ‘Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen’ vermelden ze de voornaam van Joosyne Quevin evenwel verkeerdelijk als “Jacobyne”. Het gevolg is dat die verkeerde voornaam hardnekkig telkens opnieuw geciteerd wordt in allerlei latere geschriften over dat onderwerp. Later werd deze fundatiesteen aangebracht in de muur van het linkse zijkoor van de nieuwe kerk in de Centrumstraat. En ook daar staat, raar maar waar, de naam van ‘Joosyne’, die duidelijk zichtbaar is als eerste woord op de tweede lijn van die steen, in een begeleidende uitleg daaronder, evenzo verkeerdelijk vermeld als ‘Jacobyne’.
In de eerste helft van de 17de eeuw stelde Maximiliaan Lanchals vast dat het beeld van de H. Maagd Maria, aan de kerk geschonken door zijn voorvader Joos Quevin, blijkbaar door nalatigheid beschadigd was. Om verder onheil te voorkomen heeft hij daarop besloten het kostbare zilveren reliekkruis naar de kapel van het kasteel over te brengen. Op de bewuste feestdag werd het reliekkruis uiteraard wel tentoon gesteld in de kerk en in processie rondgedragen.
F. De Potter en J. Broeckaert schrijven daarover volgende: “ Men deed hier den ommegang op …, en op den eersten zondag na de H. Kruisvinding. Op dezen laatsten dag toog de processie naar het kasteel, alwaar in de kapel de benedictie werd gegeven.” Dit wijst er op dat de processie eindigde op de binnenkoer van het kasteel en dat, na de zegening, het reliekkruis in de achterliggende kapel op het gelijkvloers van het kasteel bewaard werd.
In de 20ste eeuw werd het feest van de H. Kruisvinding (3 mei) afgeschaft, samengevoegd met en verschoven naar dit van de H. Kruisverheffing (14 september).
Olsenekermis was ondertussen zodanig ingeburgerd dat de meikermis gebleven is..