door André Goeminne
Wat is de ‘Heilige Missie’?
Ouderen onder ons herinneren zich ongetwijfeld nog de Heilige Missie, of Heilige Zending, die vroeger zowat om de tien jaar in onze parochies ingericht werd en waarbij het ganse dorp uitgenodigd werd om meer dan een week lang een aantal godsdienstige oefeningen en preken te ondergaan om aan het einde, aldus gelouterd, te biecht en te communie te gaan. De bedoeling was het godsdienstig leven op de parochie te verdiepen.
Er werden sermoenen gehouden voor kinderen, voor volwassenen, voor mannen en vrouwen afzonderlijk, naast biecht horen en andere godsdienstige oefeningen. Daartoe kwam een twee- tot drietal paters, op vraag van de pastoor en de onderpastoor, een tiental dagen naar de parochie afgezakt.
Hoe is die ‘Heilige Missie’ ontstaan?
Het idee van dergelijke missies is al ontstaan tijdens de contrareformatie in de 17de eeuw. Na de scheuringen binnen het christendom (lutheranen, calvinisten en andere) wilde de katholieke kerk haar greep op de volksmassa verstevigen om verdere afscheuring tegen te gaan. Vanaf de 19de eeuw was er ook de scheiding van kerk en staat en ontstonden bovendien politieke partijen waarvan sommige combattief vrijzinnig. Dit alles leidde tot een verzuiling van de maatschappij waarin elke zuil zijn volgers afschermde van een andere zuil. Voor katholieken was aldus alles slecht wat uit niet onverdachte katholieke bron kwam en omgekeerd. Vanaf dan werden de volksmissies sterk gepropageerd en kenden nogal wat succes.
Wie waren die paters die kwamen prediken?
De paters die de missie leidden behoorden uiteraard tot congregaties die onderlegd waren in het preken. Zo waren er de Dominicanen of de ‘Orde van de Predikheren’, aanwezig in Vlaanderen vanaf 1228, de Minderbroeders of de volgelingen van de H. Franciscus van Assisi, die reeds in 1221 in Vlaanderen actief waren. Bekend waren ook de Redemptoristen of de ‘Congregatie van de Allerheiligste Verlosser’, opgericht in 1732 speciaal met het oog op het volksonderricht en de volksmissie en sinds 1831 in België aanwezig. En de congregatie met de toch wel lange naam: de ‘Congregatie van ongeschoeide geestelijken van het Allerheiligste Kruis en Lijden van Onze Heer Jezus Christus” beter bekend als de ‘Passionisten’, die op hun borst een passie-embleem droegen (een hart met een kruis erop).
Waarover gingen die preken?
Bij de predikende paters was er een oudere, deze met de meeste ervaring of de zogezegde overste en één of twee jongere paters. De jonge paters hadden de opdracht de eerder saaie of theoretische onderwerpen te behandelen en de overste de meer beklijvende onderwerpen. Deze laatste mondden meestal uit in een donderpreek. Die donderpreken kwamen doorgaans voor in de avondsessies waarop het mansvolk aanwezig was. Geliefde onderwerpen waren: de dood, de de hel en het laatste oordeel, gevolgd door onderrichtingen over specifieke onderwerpen zoals het huwelijk, de dronkenschap en de onkuisheid. Dat alles werd dan gevolgd door het horen van de biecht en het aansporen tot een godvruchtig leven. En de missie werd besloten met een algemene samenkomst op het dorpsplein en de gezamenlijke plechtige belofte tot een beter leven.
De predikanten bezaten in elk geval de kunst om een volksmassa te leiden. Hun preken waren zelfs populair omdat ook ongeletterden ze konden begrijpen en een afwisseling boden op de eerder saaie zondagspreken.
Van sommige paters is de aanpak lang bijgebleven, zoals van pater Angelus, een passionist uit het klooster van Kortrijk. Van op de hoge preekstoel besloot hij zijn betoog over de dood, en om de aandacht te trekken, nogal eens met een pletsende vuistslag. Daarna zwaaide hij met zijn wijsvinger naar de beneden gezeten menigte en donderde: ”Zoals gij daar allemaal zit, zijde gij allemaal verloren! Maar g’hebt nog één kans!”. En na een schets van een of ander onmogelijk drama waaruit slechts één ontsnappingskans mogelijk was, vervolgde hij: “Alleen als wanneer dat gij allen een berouwvolle biecht doet en daarna te communie gaat, dan en dan alleen kunde gij allen er weer bovenop komen”.
Hoe vaak werd een Heilige Missie gehouden?
Deze missie werd, na aanvraag bij de bisschop en zoals voorgeschreven, doorgaans om de tien jaar heringericht, meestal in het najaar of vroege voorjaar.
In Zulte werd de H. Missie vier maal gepredikt door de paters Redemptoristen (in 1911, 1921, 1939 en 1949). Vooral pater Geerebaert werd te Zulte meermaals gevraagd. Bovendien heeft hij te Zulte ook af en toe een zogenaamd ‘Triduum’ gepredikt, een gelijkaardige driedaagse godsvruchtoefening. Pater Geerebaert heeft overigens diverse boeken geschreven, ondermeer over het prediken en de volksmissie. De laatste H. Missie te Zulte is doorgegaan tussen 21 januari en 8 februari van 1959. Op vraag van pastoor Arnold Van Assche en de onderpastoors Paul Waterinckx en Roger Vande Moortele zijn dan voor het eerst de Minderbroeders-Kapucijnen naar Zulte gekomen in de persoon van de paters Ezechiël, Epiphaan en Rembertus.
Uit gedachtenisprentjes vinden we dat de missie in Machelen in 1938 doorging op vraag van pastoor Eeman, en gepredikt werd door de Dominicanen Vervinckt en Luyts. In 1948, op vraag van pastoor De Meyer en onderpastoor Staels, door de Redemptoristen G. Bradt en J.Ermens. In 1957, op vraag van De Meyer en onderpastoor Nemegeer door de Redemptoristen ’t Kint en Allemeersch.
In Olsene was de (vermoedelijke laatste) misse in 1958 op vraag van pastoor Lepoutre door de Redemptoristen ’t Kint, Debuf en De Smit.
Vanaf de jaren 1960 is de ontkerkelijking stilaan ingezet en hebben andere ontluikende mogelijkheden (vooral de media) de volksmissies naar het achterplan verwezen.
Toen kunstschilder Modest Huys in Zulte woonde maakte hij in zijn psalmboek nogal wat schetsen van de hem omringende dorpsgenoten die blijkbaar met veel aandacht het sermoen van pastoor Alfons Verbeek beluisterden of was het tijdens de lange sermoenen van de H. Missie of het Triduum? Wie weet!