Het Kasteel te Lake in Zulte door de eeuwen heen

door Willy Nachtergaele

1.Bronnen

In heel wat van onze jaarboeken zijn verschillende fragmentarische bijdragen verschenen over het kasteel Te Lake en zijn bewoners. De nood aan een chronologisch overzicht drong zich echter op en we zijn in onze archieven gedoken met deze publicatie als gevolg. We putten hiervoor uit volgende bronnen:

Jaarboek 1986:
-Flitsen uit het leven van een Zults kasteelheer 1857: p.60-61, auteur Fred Willemijns.

Jaarboek 1990:
– De bezitters van de Heerlijkheid Zulte in de late Middeleeuwen (1250-1795): p.41-44, auteur Maurits Vandeputte.
– Hof te Lake: p.45-53, auteur Maurits Vandeputte.
– 150 jaar geschiedenis rond het kasteel van Zulte: p.54-71, auteur Fred Willemijns.

Jaarboek 1996-1997:
–Blijde inkomst te Zulte, anno 1888: p.104-106, auteur Maurits Vandeputte.

Jaarboek 1998-1999:
-De familie Van Malcote de Kessel: p.104-106, auteur Maurits Vandeputte.

Jaarboek 2008-2009:
-Stamboom van de familie Limnander 1500-2000: p. 6-19, auteurs Luc Goeminne en René De Clercq.

Jaarboek 2016-2017:
-Georgius Basta, heer van Zulte, en veldoverste tegen de Turken: p. 248-275, auteur André Goeminne.

2. Inleiding

Oorspronkelijk vormde de heerlijkheid Zulte een soort landelijk miniatuur vorstendom, waarvan de heer van de heerlijkheid een vorst in miniatuur was. Hij hield zijn heerlijkheid in leen van een vorst via een leenhof, een soort gerechtshof bevoegd in leenzaken. Voor de heerlijkheid Zulte was dit hof het leenhof met de naam “De Stenen Man”, of het grafelijk leenhof van de kasselrij Oudenaarde, hoewel de heerlijkheid Zulte gelegen was binnen de grenzen van de kasselrij Kortrijk.
Maar de heer van Zulte had ook zijn eigen leenhof te Zulte, genoemd het “Hof van Lake”, waarin zijn vazallen of leenmannen zetelden, juist omdat hij zelf leenheer was van een aantal lenen.
De grenzen van de heerlijkheid Zulte vielen niet samen met deze van het dorp Zulte. De heerlijkheid Zulte had verschillende enclaves buiten Zulte, bijvoorbeeld in Sint-Baafs-Vijve, Oeselgem, Petegem, Lede, Sint-Denijs en Wannegem. Anderzijds vielen uitgestrekte gebieden te Zulte onder de heerschappij van een andere heerlijkheid. De wijk “de Piste” bijvoorbeeld is steeds eigendom geweest van de heer van Olsene, maar viel onder het rechtsgebied van de heerlijkheid van Zaubeke, waarvan de graaf van Wakken de heer was. De heer van de heerlijkheid Olsene hield dus deze gronden in leen van de graaf van Wakken, en de dorpsheer van de heerlijkheid Zulte kon daar geen overheidsrechten doen gelden…
Hoewel verschillende heerlijkheden binnen het dorp Zulte gesitueerd waren, beschouwde men de heerlijkheid Zulte als hoofd- of dorpsheerlijkheid omdat de parochiekerk op haar domein was en omdat ze de enige heerlijkheid binnen Zulte was met hoge justitierechten, dit betekende recht om de misdrijven te berechten waarop doodstraffen, lijfstraffen of zware boeten stonden, dus veroordelingen tot de schandpaal, galg, rad en zwaard. De andere heerlijkheden binnen Zulte hadden enkel de middelbare justitie voor lichte misdrijven of de lage justitie voor betwistingen inzake gronden.
De heer van Zulte verbleef meestal niet te Zulte, hij was immers ook heer van andere heerlijkheden, verworven door erfenis of huwelijk. De rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer was de baljuw. Hij was de vertrouwensman van de heer en verbleef op het kasteel van Zulte. Hij duidde de schepenen aan die door de heer benoemd werden, bracht de zaken voor de schepenbank of de vierschaar, zat deze ook voor en liet de vonnissen uitvoeren. Hij waakte ook over alle rechten van zijn heer. De eerst aangewezen schepen werd burgemeester geheten.

3. De heren van Zulte

3.1. Het geslacht VAN LAKE

In het rijksarchief van Kortrijk bevindt zich een document uit het Fonds d’Ennetières waarin het volgende te lezen staat: “Hem es ten vernomde heerscip van Heestert gheapplicquert, by ottroye van den prince, tgoet ende heerscip van Lake in de prochie van Sulte (…) Ende es een onverscheeden leen van Heestert, want de bailliu ende mannen van Heestert kennesse hebben te Zulte ghelyc te Heestert, ende mannen van Sulte diere ghelike te Heestert by virtute van den vorsegde applicatie.”
De bronnen vermelden verder dat ridder Walter III, bekend als Heer van Heestert tussen 1237 en 1247, in zijn tweede huwelijk Maria, vrouw van Lake te Zulte, als echtgenote neemt. Vanaf dan vormen de heerlijkheden Heestert en Zulte één geheel, dat valt onder het grafelijk leenhof de “Stenen Man” te Oudenaarde. Uit bovenvermeld huwelijk werd een dochter Isabella geboren, die tussen 1260 en 1283 de titel voerde van “Vrouwe van Heestert en Lake”. Uit haar tweede huwelijk met Zeger van Heule werd een een zoon met de naam Willem geboren, die de titel voerde van heer van Heule, Heestert en van Lake.

3.2. De familie VAN UITKERKE

Het blijft een vraagteken hoe Lake en Heestert van de familie van Heule overging naar de familie van Uitkerke, afkomstig uit Brugge.
Roeland van Uitkerke komt rond 1385 door erfenis in het bezit van Heestert. Vlak voor zijn dood sloot Roeland een akkoord met Kolaert van Komen, zijn schoonbroer, omtrent de verkoop van Heestert. Ongetwijfeld was ook de verkoop van Lake te Zulte in dit akkoord begrepen, gezien zijn incorporatie in de heerlijkheid Heestert.

3.3. De familie VAN KOMEN

Kolaert van Komen bekleedde belangrijke functies in dienst van hertog Filips De Goede. Niettemin was hij ook betrokken bij corruptie en verduisteringspraktijken. Een speciale onderzoekscommissie verzamelde tussen 1441 en 1443 niet minder dan 681 klachten tegen de souverein-baljuw, waardoor Kolaert in financiële moeilijkheden kwam. Bij Kolaerts dood in 1454 waren al zijn schulden nog verre van afbetaald. Eén van zijn schuldeisers was Jan van Sint-Omaars, heer van Morbecque (gelegen in Frans Vlaanderen, Moerbeke in het Vlaams). Door een vonnis uitgesproken door het Parlement van Parijs kon deze beslag leggen op de heerlijkheden Heestert en Lake.

3.4. De familie van SINT-OMAARS VAN MORBECQUE

Omstreeks 1465 gingen de heerlijkheden Heestert en Lake over op Joanna, de dochter van Jan Van Sint Omaars. Zij was in 1456 gehuwd met Raas Van Liedekerke, heer van Nieuwerkerken, die in dienst was bij de toenmalige hertog van Bourgondië, Karel De Stoute. Deze beloonde Raas Van Liedekerke voor bewezen diensten door hem tot ridder te slaan. In 1477 werd Raas Van Liedekerke door Maria Van Bourgondië, dochter en opvolgster van Karel De Stoute, aangesteld als hoogbaljuw van Aalst en Geraardsbergen.

3.5. De familie VAN LIEDEKERKE

Na het overlijden van zijn moeder, Joanna van Sint-Omaars, kwam Steven Van Liedekerke (°1457 – +1530), oudste zoon van Joanna en Raas Van Liedekerke, in het bezit ban de heerlijkheden Heestert en Lake. De familie Van Liedekerke zal dan nog enkele generaties lang in het bezit blijven van deze heerlijkheden. Steven wordt opgevolgd door zijn zoon Filips Van Liedekerke (°1503-+1568?), die op zijn beurt wordt opgevolgd door zijn Antoon (°1533-+1604?). Antoon Van Liedekerke huwde in 1562 met Louise de la Barre, dochter van Ferdinand de la Barre, heer van Moeskroen. Als in 1592 de broer van Louise de la Barre overlijdt en er geen nazaten meer zijn gaan de titels en de bezittingen van de heren van Moeskroen over naar Antoon Van Liedekerke. Deze was toen ook al in het bezit van de heerlijkheden Heule, Wevelgem, Ledegem, Moorsele, Heestert, Zulte, Wervik en Komen. Als de oudste dochter van Antoon, Anna Van Liedekerke, in 1589 huwt met Joris Basta, krijgt ze van haar vader als huwelijksgeschenk de heerlijkheid Zulte cadeau. Hierdoor hebben Zulte en Heestert opnieuw een verschillende bezitter en vanaf nu zijn er in de toekomst geen raakpunten meer tussen beide heerlijkheden.

3.6. De familie BASTA

Kasteel van Zulte, anno 1640, getekend door Vedastus Du Plouich (fonds Goethals-Vercruysse, stadsbibliotheek Kortrijk). In 1640 was Ferdinand Basta de bezitter van het kasteel, als heer van de heerlijkheid Zulte, maar hij voerde bij voorkeur de titel van “Graaf van Huszt (Huyst)”, zoals aangeduid in de linkerbenedenhoek. Het wapenschild links bovenaan is dat van de familie Basta.

Joris of Giorgio Basta (1544-1607), de echtgenoot van Anna Van Liedekerke, was een Italiaan met Albanese roots. Hij was eerst in krijgsdienst van de Spaanse koning Filips II en daarna als generaal in dienst van de Hij was als generaal in dienst van de Oostenrijkse keizer Rudolf II. Voor deze laatste had hij een groot aandeel in de verovering van Transsylvanië en kreeg hij als beloning de titel van “Graaf van Huszt (graafschap in Hongarije)”. Joris Basta overleed in 1607 te Praag.

Giorgio Basta (1544-1607)

Na de dood van Joris Basta komt zijn zoon Ferdinand (1596-1652) in het bezit van de heerlijkheid Zulte. Ferdinand huwde in 1618 met Francesca van der Gracht. Hij overlijdt twee jaar na de dood van zijn echtgenote, beiden zijn te Zulte begraven.
Ferdinand’s zoon, Joris Basta (II) werd geboren in 1620. Door erfenis werd hij bezitter van verschillende heerlijkheden: hij voerde naast de titel van heer van Zulte ook de titel van graaf van Moeskroen.

Het familiewapen van de Basta ligt aan de basis van het wapenschild van Moeskroen en Aalbeke.

Hij overleed in tragische omstandigheden op 4 februari 1663 te Kortrijk als gevolg van een beroerte die hem velde op een carnaval dansfeest. Hij werd begraven in de Sint Bartholomeuskerk te Moeskroen. Joris Basta (II) was ongehuwd, waardoor zijn erfenis werd toegewezen aan zijn 7 jaar jongere broer Nicolaas-Ferdinand,geboren in 1627. Nicolaas-Ferdinand Basta was tweemaal gehuwd. Een eerste maal in 1664 met Maria Michaela de Jauche, dochter van de heer van Kruishoutem. Zij overleed drie jaar na haar huwelijk op 29-jarige leeftijd en werd begraven in de Sint-Pieterskerk te Zulte, waar haar grafsteen nog steeds bewaard is.

Grafsteen van Maria Michaela de Jauche in de kerk van Zulte

In haar kort huwelijksleven schonk zij haar gemaal twee dochters: Alexandrina-Francesca (1665-1738) en Floretina Maria (1667-1747). Nicolaas Ferdinand huwde nog een tweede maal in 1668 met Joanna Maria Anna Lallemand. In dit huwelijk groeide het gezin nog aan met 10 kinderen. Nadat de Franse koning Lodewijk XIV in 1667 de Nederlanden was binnengevallen, werd Nicolaas Ferdinand grootbaljuw van de kasselrij Kortrijk. Maar de voortdurende oorlogen verhoogden zijn schuldenlast en brachten hem dicht bij de ondergang, waardoor hij gedwongen was om verschillende van zijn heerlijkheden te verkopen.

Het “Hof te Lake” anno 1639 in een tiendenboek (bibliotheek van de Sint-Andries abdij te Loppem)

Na het overlijden van Nicolaas Ferdinand Basta in 1682 werd het resterende nalatenschap verdeeld over zijn drie oudste dochters.
Zo bekwam de oudste dochter, Alexandrina-Francesca, de heerlijkheid Zulte en het graafschap Moeskroen als erfdeel. In 1680 was zij reeds in het huwelijk getreden met Jacob-Frans-Hippoliet d’Ennetiëres.

3.7. De families d’ENNETIERES en DE BEER

Jacob d’ Ennetières had samen met Alexandrina Basta 12 kinderen. Het vijfde kind, Camilla-Michaela, geboren in 1689, kreeg de heerlijkheid Zulte toegewezen. Na haar huwelijk met Robrecht Frans de Beer, baron van Meulebeke, waren de overgebleven schulden nog steeds niet aangezuiverd, en baron de Beer besluit daarom de ganse heerlijkheid, samen met de bijhorende achterlenen, te verkopen aan Jeroom Sebastiaan Limnander voor de som van 22 000 gulden. De verkoop vond plaats in 1715 voor de baljuw en leenmannen van het leenhof de Stenen Man te Oudenaarde.

3.8. De familie LIMNANDER

De voorvaderen van dit geslacht waren afkomstig uit de Nederlandse provincie Utrecht. De oorspronkelijke familienaam was Veenman, maar in de 16e eeuw was het de gewoonte dat de afgestudeerden van de universiteit hun naam helleniseerden of latiniseerden en veranderde de naam Veenman in Limnander.
Door huwelijken, erfenissen en aankopen had dit geslacht een indrukwekkend patrimonium samengebracht en was hierdoor één der belangrijkste grondbezitters in Vlaanderen geworden en dit vooral in de streek van Gent en Aalst.

Schilderij in privé-bezit, vermoedelijk geschilderd in 1813. Op de achtergrond het kasteel van Zulte. Vermoedelijk is de persoon op de voorgrond een lid van de familie Limnander.

Jeroom Sebastiaan Limnander (1665-1742) was voor de aankoop van 1715 te Zulte reeds bekend als heer van “ter Werft”, een heerlijkheid op de Kapelhoek, waarvan hij in het bezit gekomen was door zijn huwelijk met Joanna-Maria De Rekenaere (1666-1714).
De oudste zoon uit hun huwelijk, Jeroom Olivier Limnander, geboren in 1697, erft na hun dood de heerlijkheden te Lake en ter Werft in Zulte. Hij huwt in 1728 Maria-Carolina-Francesca-Josepha de Kerckhove. Deze laatste was de dochter van Maria Anne Isabella Lanchals, dorpsvrouw van Olsene. Na haar dood werd zij naast haar moeder op het kerkhof van Olsene begraven.
In 1748 liet Jeroom-Olivier zijn kasteel te Lake, zetel van het leenhof voor de dorpsheerlijkheid, slopen om op dezelfde plaats een nieuw op te trekken.

Het nieuwe kasteel Hof Te Lake, gebouwd door Jeroom-Olivier Limnander in 1748

In 1751 groeide zijn patrimonium nog aan door de aankoop van het “Goed ten Dycke” (Blauw Kasteelken), dat deel uitmaakte van het leenhof van Wakken. Jeroom-Olivier bleef dorpsheer van Zulte tot aan zijn overlijden in 1768. Hij ligt begraven in de Dominikanenkerk te Gent.
Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Jozef-Jeroom Adriaan Limnander, geboren in 1738 als derde kind in een rij van zeven. Hij was als oudste zoon ook de feodale erfgenaam vanaf 1768. In 1763 huwt hij met Catharina-Francesca de Wauthier, en hij overlijdt in 1789 te Gent maar wordt in Zulte begraven.
Zijn oudste zoon Karel Jozef Maximiliaan Antoon Limnander wordt geboren in Gent in 1766. Hij wordt in 1789 de heerlijkheid Zulte toegewezen en zal het ambt van heer van Zulte bekleden tot de ineenstorting van de feodale structuur. In 1791 huwde hij met Sophia-Livina Wouters de Terweeden.Na de feodaliteit was Karel Limnander burgemeester van Zulte gedurende de Franse annexatie-periode van 1801 tot 1814. Karel Limnander overlijdt in 1830 op de leeftijd van 67 jaar.
Zijn zoon, Desideer Limnander, geboren in 1795 te Gent, huwt in 1834 met Theresia Dick uit Kruishoutem. Op het kasteel van Zulte worden twee kinderen geboren: Charlotte in 1835 en Prosper in 1837. Laatstgenoemde zal in 1903 als laatste Limnander woonachtig in Zulte op het kasteel “Lindenberg” overlijden. Prosper Limnander verbleef tot 1872 in Sint-Joost-ten-Node. In 1878 huwde hij met een adellijke dame van Pruisische afkomst Jeanne-Marie Moltzberger. Rond die tijd lieten ze het kasteel Lindenberg bouwen, gelegen langs de Staatsbaan.

Kasteel Lindenberg langs de Staatsbaan in Zulte

Prosper Limnander overleed in 1903 op kasteel Lindenberg en werd begraven in de grafkapel van de familie Limnander, gelegen aan de ingang van het oude kerkhof (Oeselgemstraat).

De marmeren beelden die baron Prosper Limnander met een knaapje voorstellen. Ze stonden tot 1959 in de grafkapel van de familie Limnander rechts bij de toegang tot het vroegere kerkhof.

In de kapel stonden 2 marmeren beelden: de figuur van de baron stond er levensgroot in marmer uitgebeiteld samen met een knaapje dat hij een kledingstuk gaf. Zijn echtgenote overleed in 1931. De baron en zijn echtgenote waren mild voor arme kinderen uit de gemeente. Zij stonden onder andere in voor de kledij van heel wat communicantjes. Elke communicant die zich ging tonen op het kasteel van Lindenberg ontving trouwens een sinaasappel en warme chocomelk, voor die tijd vrijwel onbekende lekkernijen! Mevrouw Limnander had ook een zwak voor militairen. Iedere Zultenaar in legerdienst, die voor “mevraa” even ging “paraderen” kreeg een muntstuk toegeschoven.

Twee familiewapens onderaan een glasraam (1925) in de kerk van Zulte (de verschijning van het H. Hart aan Margaretha-Maria Alacoque). Vermoedelijk geschonken door mevrouw Prosper Limnander-Moltzberger. Het wapenschild links is dat van de familie Limnander, rechts is het wapenschild van de familie Moltzberger.

Tijdens de verhuis van het oude naar het nieuwe kerkhof in 1959 werd de grafkapel van de familie Limnander afgebroken. De marmeren beelden werden verkocht aan Carlos Martens die ze in de tuin van zijn villa Arcadie plaatste. Na zijn overlijden kwamen de beelden in het bezit van de familie Versele die ze een tijdlang onderbracht in kasteel Te Lake: de baron kwam terug een beetje thuis. Nadien werden de beelden opnieuw verkocht en zijn ze momenteel in particulier bezit.
Desideer Limnander was burgemeester van Zulte van 1836 tot 1839. Hij overleed op 48-jarige leeftijd in 1843. Zijn weduwe Theresia Dick hertrouwde met Henri Van den Bossche uit Oudenaarde. Henri Van den Bossche is burgemeester van Zulte van 1848 tot 1879. Uit dit huwelijk werd hun zoon Cyrille geboren.
In 1857 moest de familie Van den Bossche het kasteel verlaten. Henri Van den Bossche en zijn echtgenote vestigden zich in dan met hun drie kinderen aan de Staatsbaan, ongeveer ter hoogte van de plaats waar de latere brouwerij Anglo-Belge zich zou ontwikkelen. Hij startte er een olieslagerij die in 1891 door Alfred Versele en Ernest Martens werd overgenomen en omgebouwd tot een brouwerij-azijnleggerij.

Olieslagerij van Henri Van den Bossche, gelegen op de plaats waar later zich de Anglo Belge zou ontwikkelen. Het gezin Van de Bossche woonde in het herenhuis vooraan (later bewoond door Alfred Versele)

Het kasteel werd in 1857 aangekocht voor 18 000 BEF door Leonie Limnander, een nicht van Charlotte en Prosper. Leonie was in dat jaar gehuwd met baron Charles Van Zuylen van Nyevelt uit Brugge. De nieuwe eigenaars lieten heel wat herstellingen aan het kasteel uitvoeren want “Le manoir fût horriblement délabré”. Zij verbleven er van 1857 tot 1889. Daarna verhuisden ze naar Gent waar de baron in 1896 overleed. Baron Charles Van Zuylen van Nyevelt was burgemeester van Zulte van 1882 tot 1889.

4. De latere kasteelbewoners

4.1. De familie VAN MALCOTE DE KESSEL

Het kasteel ten tijde van de familie Van Malcote de Kessel

Charles Van Malcote de Kessel en zijn echtgenote Prudence Du Pont werden in 1888 de nieuwe eigenaars van het kasteel. Charles werd geboren te Ledeberg in 1834 en zijn echtgenote te Zaffelare. Vermoedelijk gingen ze na hun huwelijk in Gent wonen, want hun twee zonen Georges en Albert werden daar respectievelijk in 1856 en 1858 geboren.
Georges huwde in 1888 met Madeleine Nothomb, waarna het echtpaar ging inwonen bij hun ouders op het kasteel te Zulte. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Robert in 1889 en Willem in 1891. Voor Albert Van Malcote die in 1890 huwde met Lucie Nothomb (de zus van zijn schoonzus Madeleine) werd een mooi herenhuis opgetrokken in de toenmalige Kasteeldreef, op de hoek met de Pontstraat. Latere gekende bewoners van dit fraaie herenhuis waren gemeentesecretaris Victor De Meulemeester (1860-1923) en kunstschilder Georges Dheedene (1909-1973) die er zijn atelier had van1951 tot 1969.

Albert Van Malcote, gehuwd met Lucie Nothomb, woonde met zijn gezin in het herenhuis vooraan de vroegere Kasteeldreef.

Lucie Nothomb, weduwe van Albert Van Malcote de Kessel, met haar twee weeskinderen Tony en Manu.

Charles Van Malcote was burgemeester van Zulte van 1889 tot 1907. Zijn echtgenote overleed op het kasteel in 1893. Op het einde van zijn ambt als burgemeester verhuisde Charles naar Ukkel waar hij ook zal overlijden. Zijn beide zonen, Georges en Albert, overlijden vroegtijdig in hetzelfde jaar 1905. In 1912 verkoopt de weduwe van Georges Van Malcote, Madeleine Nothomb, het kasteel aan de paters Oblaten te Waregem.

4.2. De PATERS OBLATEN

Pater Delouche, toenmalige overste van de Belgische Oblaten, kocht het kasteel in 1912 met de bedoeling er een noviciaat (opleiding van paters) in te richten. De paters waren toen al aan de Olmstraat te Waregem gevestigd en bedienden eveneens de kerk van de Waregemse wijn Nieuwenhove. Ze stichten er in 1903 een klooster en een noviciaat in 1905. Bij de inwoners van Nieuwenhove groeide het verlangen om van hun wijk een echte parochie te maken, die onafhankelijk zou zijn van de hoofdkerk van Waregem en dus ook van het bisdom Brugge. Pater Delouche zag hierin een bedreiging voor het noviciaat: het bisdom Brugge zou zeker geen “concurrentie” dulden in de opleiding voor nieuwe geestelijken. Hij keek dus uit naar een geschikte plaats dichtbij Waregem maar gelegen in het bisdom Gent. Het werd Zulte, maar helaas, op 7 oktober 1912 kwam een negatief antwoord uit Gent…geen noviciaat dus!
Bij de overname van de inboedel van het kasteel in november 1912 was er landbouwgerei en een paard (de waarde werd toen geraamd op 900 BEF). Wellicht wilden de paters een hoeve oprichten, na de weigering van het bisdom om er een noviciaat van te maken. De econoom van de Waregemse Oblaten, pater Lionnet, telde 4500 BEF neer voor de totale overname. In de rekeningen is onder meer sprake van “la chambre du bourgmestre (200 BEF)” en “la chambre générale de luxe (450 BEF)”. Van november 1912 tot begin 1913 werden heel wat herstellingen uitgevoerd aan daken en gebouwen, kostprijs: 3555 BEF. Hierin waren begrepen het materiaal en 1517 werkuren. Het uurloon van een metselaar bedroeg toen 0,35 BEF, dat van een handlanger 0,27 BEF. Later werd er ook een melkerij op het kasteel opgestart. Er verbleven hooguit drie paters vast op het kasteel. Het kasteel deed ook dienst als rusthuis voor zieke en vermoeide Oblaten. De paters waren graag gezien te Zulte, vooral broeder Klinckaert bleek een gekend figuur te zijn. Dat de paters graag gezien waren blijkt ook uit een brief in het gemeentearchief die dateert van 15 maart 1913. Het is een dubbel van een schrijven gericht aan het Bisdom Gent, waarin de gemeente aandrong tot het oprichten van een kapel in het kasteel. “De paters zijn immers zeer geacht in Zulte, en het oprichten van een kapel wordt toch geredelijk toegestaan aan kasteelheren.” Op deze aanvraag kwam andermaal een negatief antwoord van het bisdom…
Waarschijnlijk heeft de uitbating van de hoeve en melkerij niet het verhoopte resultaat opgeleverd, en daar zullen de oorlogsjaren wellicht ook wel voor iets tussen zitten. Feit is dat de paters Oblaten het kasteel terug verlaten in 1920.

4.3. De familie DE CLERCK

In de jaren 20’ van vorige eeuw schilderde Modest Huys verschillende malen het kasteel.

Modest Huys aan het werk.

Op aandringen van Alfred Versele, die in 1920 eigenaar wordt van het kasteel, verlaat Jules De Clerck met zijn gezin een hoeve van 18 ha in Aarsele. Brouwer Versele was sinds lang bevriend met Jules De Clerck. Zij waren beiden gekende hengstenfokkers. In het begin woont het gezin De Clerck in de kasteelhoeve, waar de jongste dochter Agnes in 1921 geboren wordt. Tijdens de gevechten aan de Leie tussen de geallieerden en Duitsers in 1918 was het kasteel zwaar beschadigd geworden. Vanaf 1921 is het terug bewoonbaar en neemt het gezin van Jules De Clerck er zijn intrek. Ook de melkerij die de Oblaten hadden achtergelaten wordt terug opgestart. Op de kasteelhoeve kwam het gezin Van Assche “kasteleinen”: ze werkten als landbouwer in dienst van Jules De Clerck. Een veertigtal melkkoeien leverden melk voor de melkerij “Leiedal”, waar vijf meisjes te werk waren gesteld. Ondertussen werden rond het kasteel “boxen” opgetrokken om de paarden in onder te brengen. Er was ook een manège om de veulens te laten rondlopen. De fokkerij genoot in gans België ruime bekendheid en weldra drong de faam van “le haras d’Aersele et de Zulte” door tot in het buitenland. De kopers kwamen vooral uit Zweden, die tot 80 000 BEF voor een raspaard neertelden. Een enorm bedrag als men vergelijkt met het inkomen van een arbeider in de jaren dertig: 2 à 3 BEF per uur! Ook naar de Verenigde Stalen vertrokken regelmatig per cargo konvooien van 20 paarden. Toen de oorlog in 1939 reeds verklaard was begeleidde een zoon van Jules De Clerck, Joris, een konvooi van 20 paarden op het koopvaardijschip “Alex Van Opstal” naar de States. De paarden waren bestemd voor de kapitaalkrachtige koper Goldberg. De boot waarmee Joris terugkeerde naar België werd echter getorpedeerd, gelukkig werden de onfortuinlijke passagiers opgepikt en gered door een Griekse boot.
Naast het fokken van paarden had de familie De Clerck nog een landbouwbedrijf van 40 ha. Een belangrijk vlasbedrijf met roterij en turbines werd later eveneens opgestart. Jozef De Clerck leidde het bedrijf. Zijn broer Joris werd doctor in de rechten en vestigde zich in Waregem. Een andere broer, Albert, eveneens jurist, maakte later carrière in de politiek en bracht het tot Minister van Middenstand. Zijn zoon, Stefaan De Clerck, groeide later uit tot een zwaargewicht binnen de Katholieke partij (CVP, nu CD&V) en was minister van Justitie van 1995 tot 1998 en ook van 2008 tot 2011. Stefaan De Clerck was ook burgemeester van Kortrijk van 2001 tot 2012.
Als Jozef De Clerck in 1942 huwt gaat vader Jules met dochter Ghislaine op villa Salomé wonen aan de Waregemstraat. Naast het leiden van zijn landbouw- en vlasbedrijf oefende Jozef jarenlang het schepenambt uit in het Zultse gemeentebestuur. Hij werd, in opvolging van de plotseling en onverwacht overleden Adolf Gyselinck, burgemeester in 1976 tot aan de fusie op 1 januari 1977.

Luchtfoto kasteel Te Lake met de “rechtgetrokken” Leie die nu de voormalige Kasteeldreef afsnijdt van het kasteel.

Gedurende 70 jaar heeft Jozef De Clerck het wel en wee rond en in het kasteel meegemaakt. Hij was tevens de laatste “echte bewoner” van het kasteel. Door de kanalisatie van de Leie in 1972 werd het kasteel geïsoleerd van het dorp…de mooie Kasteeldreef van weleer verloor heel wat van haar charme en na de gemeentefusies in 1976 wijzigde haar naam in “Limnanderdreef”.

Jozef De Clerck, laatste bewoner van het kasteel

4.4. De familie VERSELE

Na de aankoop in 1920 van de Waregemse paters Oblaten, zal het kasteel bijna 100 jaar lang in het bezit van de familie Versele blijven. In 1990 vindt onder impuls van Ignace Versele, de toenmalige eigenaar, een grondige restauratie plaats en wordt het kasteel verbouwd tot een polyvalent centrum. Absolute voorwaarde was de historische waarde van het landgoed in zijn geheel te behouden en in ere te herstellen. Dank zij dit privé initiatief werd een waardevol stuk van het Zultse patrimonium van de ondergang gered.
In 2019 verkoopt de familie Versele het kasteel en wordt Vincent Thiers de nieuwe eigenaar.