Kapel O.-L.-V. ten Dale in Zulte

door André Goeminne

Ontstaan van de kapel

Deze bedevaartkapel is ontstaan in de 15e eeuw. Volgens Sanderus zou de kapel gebouwd zijn door Jan Damas, stammend uit een hoogadellijk geslacht, afkomstig uit Frankrijk, maar woonachtig te Gent alwaar hij vermaardheid genoot omdat zijn familie door huwelijken verwant was met voortreffelijke huizen in Bourgondië, Savoie en de Nederlanden. Hij was gehuwd met Margaretha de Villa, enige dochter van ridder Pierre de Villa, graaf van het Heilig Roomse Rijk en heer van Rivaille, afkomstig van Chere in het aartsbisdom Turijn.
Volgens de overlevering zou de bouw van de kapel als volgt tot stand gekomen zijn:
“Genoemde heer Damas was hier met zijn vrouw op doorreis naar Kortrijk toen een plotselinge ongesteldheid het leven van Margaretha in gevaar bracht. De reizigers bevonden zich op een groot kwartier afstand buiten het dorp van Zulte en hadden niemand bij de hand om de zieke vrouw bij te staan. Jan Damas, die zijn dierbare echtgenote in stervensnood zag verkeren, nam zijn toevlucht tot Maria de Troosteres der bedrukten, en beloofde op die zelfde plaats een heiligdom ter zijner beschermster te bouwen, om het behoud van zijn vrouw te bekomen. Zijn verlangen werd verhoord: de edelvrouw keerde tot het bewustzijn terug, hernam ten volle haar krachten en zette, gans opgebeurd, haar weg verder.”

Kort na het wonderbaar voorval rees een fraaie bidplaats ter ere van Maria op en werd genoemd naar het stuk land waarop zij stond: “Ten Dale Capelle”. Zij is als dusdanig weergegeven op de kaart van Vlaanderen uitgegeven door Mercator in 1540 en latere edities.

Weldra nam de toeloop van bedevaarders naar O. L. V. ten Dale aanzienlijk toe: Olsene, St Eloois- en St Baafs- Vijve  kwamen met talrijke parochianen naar de jaarlijkse ommegang, die plaats greep op al de dagen van het Octaaf van O. L. Vrouw Hemelvaart.

De oudste rekeningen, daterend uit 1504, tonen aan dat deze stichting toen reeds verscheidene inkomsten bezat: “Reeds van toen af had zij verscheidene goederen en inkomsten en was zij eene der meest bezochte bedevaartplaatsen van ’t omliggende. Vooral gedurende de octave, die een aanvang nam op den feestdag van O. L. Vrouw was de toeloop er buitengewoon en kwamen verscheidene kloosterlingen prediken en biecht horen. De processies waren ongemeen prachtig, en telkens, onder andere, door vreemde muzikanten of “trompers”, zangers en maagdekens opgeluisterd. De baljuw van Zulte droeg er de roede van justitie in en na de plechtigheid verenigde men zich, naar het toen heersende gebruik, ten gastmale, alwaar er fel gegeten en gedronken werd”.

De tweede kapel

Tijdens de reformatie werd de eerste kapel grotendeels vernield. Ofwel was dat tijdens de Beeldenstorm die zich in augustus 1566 vanuit Steenvoorde over de Schelde naar Nederland verplaatste, ofwel was dat in 1588 toen Gentse Calvinisten ook meerdere hofsteden, herbergen, de kerk en de kapel ‘te Haezelare” van het naburige Sint-Eloois-Vijve grondig vernielden. Ze werd nadien herbouwd en in 1614 door Bisschop Frans van der Burch plechtig ingewijd. Dertig jaar later plaatste men een oksaal, een communiebank en twee biechtstoelen.
Naast O. L. Vrouw vereerde men in deze kapel ook de H. Antonius-Eremijt en de H. Sebastiaan.
Allerlei voortbrengselen zoals vlas, linnen, boter en vlees werden door dankbare landslieden opgedragen.
Een kapelaan kwam elke zondag de vroegmis opdragen, op zaterdag het lof en later zelfs tweemaal per week de H. Mis.
Niet zelden kwamen paters uit Kortrijk goddelijke diensten verrichten. Tot meerdere aanmoediging der bedevaarders begunstigden de pausen Innocentius XII en Pius VI de ommegang met verscheidene volle en gedeeltelijke aflaten.

Tijdens de eerste coalitieoorlogen (1792-1802) van Oostenrijk, Pruisen, Groot Brittannië, Spanje en Nederland tegen Frankrijk viel deze tweede kapel ten prooi aan de vernielingswoede van de Franse revolutionairen die ze zodanig vernielden dat er slechts een puinhoop van overbleef. Godvruchtige Zultenaren wilden het aandenken aan hun kapel bewaren en hun vaste hoop betuigen dat hun geliefde kapel uit haar puin zou verrijzen. In de puinhoop plaatsten ze een zware houten paal waaraan ze een klein Mariakapelletje bevestigden, dat ze verder kwamen vereren. Ook enkele ‘staties’ van de ommegang, die bij de verwoesting van de kapel overgebleven waren, werden verder bezocht.

De derde kapel

Na vele jaren werd dan toch het besluit genomen om een nieuwe bidplaats op te trekken op de plaats van de oude kapel. Het werd eenvoudige kapel, opgetrokken in neogotische bouwstijl, voorzien van spitsboogvensters en spitsboognissen met kruisweg. Het interieur is gekenmerkt door een kruisriboverwelving op hoge diensten met krulkapiteel.
Haar kostbaarste sieraad was (en is) het oude Mariabeeld dat tot hiertoe aan alle vernielingen is ontsnapt.

Ze werd op 1 september 1871 ingezegend door Henricus Francisus Bracq, bisschop van Gent, en toegewijd aan O. L. Vrouw der Zeven Weeën.
De geschiedschrijver vermeldt: “Duizenden bedevaarders schaarden zich die dag rond hun beminde kerkvoogd die, na de zegening van de bidplaats en de fraai geschilderde taferelen van de zeven weeën van Maria, de gelovigen tot betrouwen en liefde jegens hun machtige beschermster aanmoedigde en 40 dagen aflaat verleende aan allen die in de kapel driemaal het Weesgegroet zouden bidden voor de noodwendigheden van de H. Kerk.”
De bisdommen van Gent en Brugge waren door menige pelgrims vertegenwoordigd.

Sinds die dag is de kapel ten Dale het middelpunt geworden van de Mariaverering in de hele streek. Zo lezen we in het Parochiaal Gedenkboek van Zulte dat: “Op 3 mei 1873 de Congregatie van Machelen alhier op bedevaart kwam en 2 schone waskaarsen offerde”, en verder “dat de congregatie, samen met de leden van der H. Familie van Olsene, naar de kapel op bedevaart kwam en 2 fraaie prenten, de HH Harten van Jezus en Maria verbeeldende, opofferden” en dat “ op,21 september 1874 E.H. Libert, pastoor van Nokere, een bedevaart deed naar de kapel van Zulte met de leden der Congregatie voor jinge dochters zijner parochie en aldaar het H. Sacrificie der mis opdroeg onder hetwelk de Congreganisten ter H. Tafel naderden. Deze offerden twee schone waskaarsen op”.

De edelmoedige weldoenster van de kapel was Juffer Rosalie ‘t Felt van Oeselgem. Zij schonk het tabernakel en acht verzilverde kandelaars, alsook een kostelijke koorkap en een humeraal (schouderdoek onder kazuifel) in wit zilverlaken, met goud geborduurd, als gift aan de kapel der Zeven Weeën.

In 1900 werden de rozenkranskapelletjes vernieuwd en voorzien van nieuwe beelden van de H. Rozenkrans, vervaardigd door het huis Bressers te Gent. Deze zijn op 18 juni van dat jaar met een grote volkstoeloop ingehuldigd. Na de eerste wereldoorlog werd door burgemeester Jean Ide en zijn bloedverwant Adolf Ide rond de kapel een kleine maar mooie lusthof aangelegd die aan de bidplaats een rustige godsdienstige stemming geeft. Op het einde van de eerste wereldoorlog waren meerdere Rozenkranskapelletjes vernietigd. Deze werden na de tweede wereldoorlog opnieuw opgetrokken, niet meer langs de vroegere “Beeweg”, maar in voormelde hof rond de kapel. Ze werden door Georges Van de Moortele van Wielksbeke vervaardigd met gietvormen van de hand van de beeldhouwer Nisole uit Eeklo. Die kapelletjes werden ingewijd op zondagnamiddag 30 mei 1954 door E. H. K. Van den Abeele, deken van Kruishoutem, die bij deze gelegenheid voorging in een algemene bedevaart voor alle parochies van de dekenij Kruishoutem.

De huidige kapel

Binnenzicht in de kapel, naar voren.

Onder impuls van pastoor Arnold Van Assche werd de kapel in 1960, naar ontwerp van architect Willy Saverijs uit Astene, vergroot tot de huidige afmetingen. Het neogotisch gedeelte van twee traveeën, driezijdige achtergevel en zadeldak met zeshoekig kloktorentje, daterend uit 1871, werd behouden. De voorgevel werd afgebroken en een nieuw gedeelte werd aangebouwd, bestaande uit een schip van baksteen, verticale vensters, een laag hellend zadeldak en moderne zijportalen.

Binnenzicht in de kapel, naar achteren.

In 1988 werd de kapel grondig gerestaureerd en bekostigd met o.m. de opbrengst van de kermis op de kapelhoek.
In 2014 was het dak van de kapel aan een grondige restauratie toe.