door Daniël Van Quickelberghe
Het klooster, gelegen in de Heirweg 30 Olsene, werd gebouwd in 1872 in opdracht van de familie Piers de Raveschoot-Surmont de Volsberghe.
Hun wapenschild en de jaarsteen is ingemetseld boven de centrale toegangsdeur aan de voorgevel. Het gebouw was bedoeld als hospice (een instelling waar zwaar zieke mensen en ouderen in een huiselijke omgeving kunnen verzorgd worden), maar in 1876 werd het gebouw in gebruik genomen als klooster. Het kreeg de naam van O.-L.-Vrouw van Lourdes. Bij een bezoek aan de hoofdkloostergemeenschap in St.-Maria-Oudenhove kregen we van Zuster Bonie (Gabielle De Vos, ° Olsene) de volgende gegevens over de stichters en hun bewoners:
Op 28 mei 1876 werd het “huis van Olsene” ingericht onder de naam en de bescherming van O.-L.-Vrouw van Lourdes. Al in oktober 1875 had Mevrouw Piers de Raveschoot door het toedoen van het klooster van Cruyshoutem aanvraag gedaan op drij zusters, om het hospice te bedienen, dat wijlen haren echtgenoot te Olsene gebouwd had, zich voorbehoudende er later scholen bij te voegen. Bij gebrek van onderwijzend personeel, kon het moederhuis dien voorstel niet aanveerden. Doch Mevrouw beloofd hebbende het inrichten van scholen nog eenìge jaren uit te stellen, zoo is de voorstel aangenomen.
Het is Z.H. Mgr. Bracq, Bisschop van Gent, die de plechtige inhuldiging verricht heeft. Processiegewijs wierd Hij door de geestelijkheid, de Congregatien en de scholen van het dorp, uit het Kasteel gehaald en eerst geleid naar de grot van Lourdes, niet ver van het
Kasteel gelegen en vandaar naar het Klooster, waar Hij de drij zusters inlijfde, hun eene allerschoonste aanspraak deed en dan teruggeleid naar het Kasteel.
Eerw. Vader en Eerw. Moeder Théodosia woonden deze plechtigheid bij.
Tijdens de eerste wereldoorlog 14-18 kreeg het klooster zijn deel. Door de verwoesting en plundering van de bezetters zijn waardevolle papieren verloren gegaan. De archieven bevatten evenwel nog ongebruikte geschriften, zodat er voor de plaatselijke Geschied- en Heemkundige Kring zeker nog veel werk op de plank is. Men moet wel over de nodige dosis geduld beschikken. Met deze uitgave is zeker niet alles gezegd. Er is enkel geprobeerd, aan de hand van de foto’s, een beeld te geven van het belangrijkste. Vermoedelijk beschikt een aantal lezer(s)essen nog over aanvullende informatie en foto’s. Ik hoop dat ze contact
zullen opnemen, teneinde deze inlichtingen en rechtzettingen in een volgende
uitgave te kunnen verwerken. Tot slot wil ik nog eens zuster Boni en zuster
Alena, die elk op hun manier meewerkten aan het tot stand komen van deze uitgave, hartelijk danken.